“De paus steunt Trump”, of nee, toch liever Bernie Sanders. Hillary Clinton dan? Macron heeft een geheime bankrekening in Panama en is verliefd op de dochter van zijn vrouw. En DJ Tiesto schijnt regelmatig het leven te laten, hoewel hijzelf het tegendeel beweert.
Niet waar dus…
Ook over de ramp met MH-17, het passagiersvliegtuig dat op weg was van Amsterdam naar Maleisië en boven Ukraine uit de lucht werd geschoten, werden allerlei geruchten de wereld in geholpen, waarschijnlijk om berichtgeving over mogelijke (Russische) daders te ondermijnen.
Bovenstaande zijn maar een paar voorbeelden van ‘fake news’. Er is de laatste maanden veel te doen over dit soort berichten, die echt ogen, maar in werkelijkheid leugens bevatten. Hoewel harde cijfers ontbreken lijkt de verspreiding van het nepnieuws de laatste tijd een enorme vlucht te hebben genomen. Vooral vanwege de rol die het speelde in de heftige Amerikaanse verkiezingscampagne zijn zowel Google als Facebook onder vuur komen te liggen vanwege hun aandeel in de verspreiding ervan. Volgens critici zouden Google en Facebook meer moeten doen om dit soort berichten te filteren uit de zoekresultaten en de newsfeeds. Omdat beide bedrijven beducht zijn voor negatieve publiciteit en mogelijke boetes van overheidsinstanties, hebben ze onafhankelijk van elkaar iniatieven ontplooid om het nepnieuws de kop in te drukken. Op zich is dat een goede zaak, maar de manier waarop Google en Facebook te werk gaan is zorgwekkend.
Nepnieuws is niet hetzelfde als berichten van sites als ‘De Speld’ en ‘the Onion’. Hun verhalen zijn weliswaar ook niet waar, maar dat ligt er wel duimendik bovenop. En dat is bij nepnieuws niet het geval. Desondanks is de grens soms moeilijk te trekken. Wat voor de een overduidelijk een flauwe hoax is, kan door een ander gezien worden als serieuze propaganda. En ook écht nieuws wordt door sommige mensen afgedaan als ‘fake’, als dat hen beter uitkomt. Daarom is het ook zo belangrijk om de maatregelen die Facebook en Google nemen nauwlettend te volgen. De gedachte dat zij het Internet gaan ‘editen’ is, alle goede bedoelingen ten spijt, niet persé geruststellend. Laten we de problemen en de maatregelen van beide bedrijven eens nader bekijken.
Bij Facebook speelt vooral dat mensen graag iets lezen waar ze het mee eens zijn. Veel ‘fake-news’ bevat een zeer uitgesproken mening over een onderwerp, dat door lezers die dezelfde mening zijn toegedaan dan ook graag zal worden gelezen en ‘geliket’, wat voor de Facebook-algoritmes een signaal is om meer van dergelijke berichten in de nieuwsfeed te plaatsen. Dat is bedenkelijk, maar niet al te ernstig: Het is meer van hetzelfde en leidt niet tot grote veranderingen in de publieke opinie. Ook nemen veel mensen het nieuws dat ze consumeren via Facebook toch al met een korreltje zout. ‘Waarheid’ wordt niet persé verwacht van Facebook, het gaat vooral om betrokkenheid en de meeste mensen vinden die eerder bij kattenfilmpjes dan bij berichtgeving over politiek. Toch heeft Facebook belooft actie te ondernemen tegen de ergste uitwassen van nepnieuws. Een aantal maatregelen, zoals een meldknop voor en een waarschuwings-banner bij berichten met een twijfelachtige inhoud zijn verstandig. Maar pogingen van Facebook om bepaald nieuws ‘top-down’ en preventief uit newsfeeds te verwijderen zijn dat niet. Zolang er brede overeenstemming bestaat over welk soort ‘fake-news’ gefilterd moet worden, lijkt er geen vuiltje aan de lucht. Tot op heden is dat het geval en bestaat een opvallende consensus onder beleidsmakers en journalisten over de noodzaak van het aanpakken van ‘fake news’. Maar de verleiding is groot om met dezelfde methodes ook ander onwelgevallig en controversieel nieuws uit te bannen. De vraag is: Wie bepaalt wat echt is en wat niet. De reputatie van Facebook op dit gebied, gecombineerd met de soms wel erg ‘utopische’ toekomstvisies van haar oprichter Mark Zuckerberg, belooft weinig goeds. Bestrijding van ‘fake news’ mondt al al snel uit in censuur, alle goede bedoelingen ten spijt.
Wat het probleem nog groter maakt is de machtige marktpositie van Facebook. Het is gevaarlijk dat één bedrijf zoveel invloed heeft op wat we wel en niet mogen zien en scepsis is op zijn plaats wanneer Facebook verdere maatregelen aankondigt. Daarom is het zorgwekkend dat zoveel opiniemakers de maatregelen toejuichen. Vooral uit journalistieke hoek is veel steun voor verdere iniatieven van Facebook, die ten onrechte worden gezien als een terugkeer van ‘serieuze’ journalistiek. In werkelijkheid wordt er enorm veel macht gelegd in de handen van één organisatie, die vooral ten doel heeft om geld te verdienen, niet om betrouwbaar nieuws te brengen.
Bij Google liggen de zaken anders en is het probleem urgenter. Waar het ‘nieuws’ dat Facebook toont niet altijd serieus wordt genomen, gebruiken mensen Google om de waarheid over iets te achterhalen. Dat kan de hoogte van de Eiffeltoren zijn, de kleuren waarin Earpods leverbaar zijn, maar ook de geboorteplaats van Barack Obama. Daarom valt het toe te juichen dat Google blijft sleutelen aan haar algoritmes om de betrouwbaarheid van zoekresultaten te verbeteren. Het probleem zit hem vooral in een gebrek aan transparantie van het bedrijf. Google heeft een aantal veranderingen geïntroduceerd om ‘fake-news’ beter te bestrijden. De menselijke ‘raters’ van websites hebben duidelijkere instructies gekregen om sites die samenzweringstheorieën en ander nepnieuws verspreiden te markeren als onbetrouwbaar. Andere niet-controversiële wijzigingen zijn aan ‘auto complete’ en aan de inhoud van snippets die bij de zoekresultaten worden weergegeven, met als belangrijkste vernieuwing de mogelijkheid om direct feedback te geven. Maar de veranderingen aan de zoekalgoritmes zijn een stuk ingrijpender en hebben als gevolg dat er voortaan bij het beoordelen van de page-ranking een groter belang wordt gehecht aan de autoriteit van een webpagina. Maar hoe die autoriteit wordt bepaald geeft Google niet prijs. Dat het bedrijf niet alle geheimen wil openbaren is te begrijpen, want er zou er massaal misbruik van worden gemaakt door spammers en ‘black hat SEO’s’. Maar wanneer het gaat om zoiets vitaals als nieuwsvoorziening, is het onaanvaardbaar dat een bedrijf daar zoveel invloed over krijgt zonder dat het meer transparantie biedt over de manier waarop het te werk gaat.
Overigens is volgens Google ‘fake-news’ helemaal geen groot probleem en betreft het slechts een heel klein deel van alle dataverkeer en heeft het daarom zolang gewacht met het aanpakken van het verschijnsel. Dat lijkt dan ook vooral ingegeven te zijn door pr-motieven, want Google kwam pas in actie na veel kritiek. Dat neemt niet weg dat het belangrijk is dat het eindelijk iets doet. Google wordt nu eenmaal gebruikt om antwoord te vinden op vragen en mensen vertrouwen dat Google hen het beste antwoord geeft. Het is logisch dat Google zijn uiterste best doet om dat vertrouwen waar te maken. Het probleem is het gebrek aan transparantie én -misschien nog wel meer dan bij Facebook- dat er enorm veel macht in de handen komt van één bedrijf.
Hier raken we de kern van het probleem: Zowel Facebook als Google zijn de facto monopolisten en dat is ook de reden dat ze zo populair zijn. Beide bedrijven halen hun kracht uit de grote hoeveelheid mensen die gebruik maakt van hun diensten, wat een enorme toetredingsbarriere opwerpt, zelfs als de concurrentie beschikt over een groot budget. Microsoft, met Bing en haar Mobiele OS, en Apple, met ping en maps, hebben ondervonden hoe moeilijk het is om te concurreren met diensten die door een grote meerderheid van de mensen wordt gebruikt. Diensten en producten van kleine concurrenten worden in mum van tijd gekopieerd, en desnoods wordt de startup opgekocht. Daardoor zijn Facebook en Google uitgegroeid tot mastodonten met een veel te grote invloed op alle online informatiestromen. Desondanks biedt het opbreken van de beide bedrijven geen oplossing; zoals gezegd halen zij hun kracht juist uit hun grootte, en daar profiteren de gebruikers ook van. Facebook heeft veel te bieden ómdat iedereen er te vinden is. En kan Google iets niet vinden dan bestaat het hoogstwaarschijnlijk niet. Het opdelen van de beide bedrijven zal leiden tot een flinke vermindering van de waarde die zij te bieden hebben.
Daarom blijft er geen andere keuze over dan te eisen dat Facebook en Google zo transparant mogelijk zijn. Het hedendaagse Internet heeft er nu eenmaal voor gezorgd dat de bedrijven die mens en informatie bij elkaar brengen belangrijker zijn dan ooit. Het gevaar bestaat dat het korte-termijn belang van de bedrijven ten koste gaat van het lange-termijn belang van de maatschappij. Dat kan alleen worden voorkomen door grotere openheid te eisen van de bedrijven die de informatie vinden, rangschikken en aanbieden. Maar het is helaas waarschijnlijker dat bedrijven, journalistiek en overheid de verleiding van -goedbedoelde- nieuwsfiltering niet kunnen weerstaan en daarmee het informatiemonopolie van Google en Facebook alleen maar zullen versterken.